Duik in de paarse zee van struikhei en ontdek de geheimen die onder de oppervlakte liggen. De voedingsarme grond van het Grenspark blijkt namelijk zeer vruchtbaar voor diverse zeldzame flora en fauna.
De Kalmthoutse Heide wordt – de naam zegt het al – gekenmerkt door heidelandschappen. Deze landschappen zijn niet zomaar ontstaan, maar door mensen gemaakt. Dit gebeurde door het begrazen, kappen en afbranden van het oorspronkelijke bos. De eigenlijk arme grond met relatief weinig voedingswaarde kon zo tóch ten gunste van mens en dier worden ingezet. Door de uitgebalanceerde wisselwerking tussen de arbeid van boeren, hun grazende dieren en de plantengroei van de heide, waren mensen in staat op de arme grond te overleven. Met de komst van gemechaniseerde landbouw rond 1950, verdween in een korte tijd maar liefst 90% van de heide in Europa. Grenspark Kalmthoutse Heide is een restant van dit eens zo uitgestrekte heidegebied.
Struikhei, rendiermos, bekermos, dophei, veenbies en pijpenstrootje: stuk voor stuk tref je ze door het jaar heen aan in het Grenspark. Hoe herken je ze? We beschrijven ze hieronder.
De meest typische plant van de droge heide is de struikhei, die met haar purperen bloemen van juli tot september de heide in een paarse zee omtovert. Door al het paars zie je bijna de (korst)mossen niet meer! Onder en tussen de oude struikhei groeien bijvoorbeeld rendiermos en bekermossen. Rendiermossen herken je aan de gewei-achtige vertakkingen.
Typisch voor de Kalmthoutse Heide én uiterst zeldzaam is klein warkruid. Het kleine, klokvormige en lichtroze bloemetje doet niet vermoeden dat we hier met een parasiet te maken hebben. Het warkruid hecht zich, met zijn draaddunne rode stengels, vast aan een gastheer en voedt zich ermee. Sinds 1950 komt deze soort veel minder voor in Nederland en Vlaanderen en het staat daarom op de Rode Lijst van planten die beschermd zijn en/of met uitsterven bedreigd worden. Andere typische planten in het natuurgebied zijn borstelgras, pilzegge en het zeldzame tandjesgras (wees gerust, ze bijt niet).
De soorten planten en bloemen die je in ons natuurgebied tegenkomt vertellen ieder iets over de vochtigheid van de grond waarop zij groeien. Daar waar de bodem wat vochtiger is, groeien de vele gele bloemen van de tormentil, kruipbrem en stekelbrem. Op plaatsen waar de bodem in de winter nat is en in de zomer voldoende vochtig, vinden we begroeiing met gewone dophei, met zijn roze urnvormige bloemetjes in ‘trosjes’. Op heel natte plaatsen in het gebied krijgen zij gezelschap van veenbies, veenmossen, trekrus en veenpluis. Veel zeldzamer zijn beenbreek met zijn felgele bloemen en de diepblauwe bloemen van de klokjesgentiaan. Op geplagde plekken of langs venranden zien we regelmatig een pioniersvegetatie – spontaan opkomende plantengroei – met kleine of ronde zonnedauw (een vleesetend plantje) witte en bruine snavelbies, en soms de zeldzame moeraswolfsklauw. Vooral deze soortenrijke types natte heide koesteren we in het Grenspark: ze zijn dubbel waardevol, omdat ze internationaal nog maar weinig voorkomen én omdat ze dit gebied kenmerken.
Dat geldt zeker niet voor pijpenstrootje! Deze grassoort groeit in dichte pollen en is alomtegenwoordig in het Grenspark. De laatste decennia breidt het pijpenstrootje zich flink uit: het is een sterke groeier en andere planten kunnen er niet mee concurreren. In grote delen van het Grenspark bepaalt deze grassoort dan ook de kleur van het landschap. Die is groen van mei tot en met september en de rest van het jaar witgeel. Afgestorven stengels en bladeren verteren slecht op de arme zandgrond en vormen een dikke strooisellaag.
De rijkdom aan flora in het Grenspark zorgt voor een eveneens weelderige fauna. Insecten komen op de bloeiers af, daar profiteren de vogels weer van én de reptielen die hier op schaduwrijke plekken leven.
De bloeiende struikhei en dophei in het Grenspark lokken enorme aantallen insecten. Niet enkel honingbijen, maar ook vele wilde bijen en hommels voeden zich met de nectar die deze planten produceren. Ook voor hangmatspinnen, sprinkhanen en vlinders is het een fijne plek om te vertoeven. Kijk tijdens je wandeling goed onder en boven je! Misschien spot je wel de heidesabelsprinkhaan of vlinders als het heideblauwtje, groentje en de schaarse grijsbruine met oranje heivlinder.
Veel vogels profiteren van het rijke insectenleven op de heide. De wespendief doet zich tegoed aan de honing en larven van wilde bijen en hommels. In de open heide fungeren alleenstaande bomen als zang- en uitkijkpost voor vogels als de prachtig zingende boomleeuwerik, de boompieper met zijn soms explosieve zang, de fitis en de roodborsttapuit met zijn oranje borst. Dat geldt niet voor de nachtzwaluw: hij maakt zijn nest liever op de kale zandbodem. Voor een aantal vogelsoorten is de heide erg belangrijk als doortrek- of overwinteringsgebied.
Vergeet bij al dat moois in de lucht en de bomen niet af en toe naar beneden te kijken. In de structuurrijke heide, met zowel zonnige open plekken als schaduw, kan je namelijk drie soorten reptielen tegenkomen. De levendbarende hagedis, de (niet-giftige) gladde slang en de (giftige) adder leven alle drie in het Grenspark Kalmthoutse Heide.
Heidelandschappen houden we in stand juist door ze te gebruiken of te ‘beheren’. Dat gebeurt al eeuwenlang door het landschap te begrazen, plaggen, kappen en maaien. Zo ook in ons Grenspark.
Hoe blijft heide heide? Daarin vervult begrazing een sleutelrol. Door er schapen te laten grazen wordt de evolutie van het landschap naar bos verhinderd en vergrassing in toom gehouden. Er komt bovendien meer structuur in de vegetatie. Eten schapen en koeien zomaar heide? Schapen zijn flexibele eters en passen hun dieet gemakkelijk aan. Overschakelen van gras naar struikhei en andere houtachtige gewassen levert voor hen geen problemen op. Sommige runderen, zoals galloways, zijn echte graseters.
Het doel van begrazing is om een grote variatie in de structuur van het landschap te realiseren en te waarborgen. Die variatie zorgt er namelijk voor dat het een fijne plek is voor veel diersoorten. De boomleeuwerik, maar ook loopspinnen, loopkevers en diverse vlindersoorten gedijen goed op flink begraasde heideterreinen.
Op plaatsen waar niet of niet voldoende gegraasd wordt, kan de heide naar bos evolueren. Het bosbeheer omvat hier daarom de verwijdering van jonge bomen, door ze uit te trekken of te kappen op gezette momenten. Zo blijft de heide de heide!
Plaggen is het verwijderen van begroeiing, het strooisel en de humusrijke bovenlaag van de bodem tot op het minerale zand: een ‘schone lei’ voor de hei. Waarom? Door het steeds opnieuw verwijderen van organisch materiaal wordt de vegetatie verarmd en krijgen typische pioniersoorten optimale groeikansen. Plaggen gebeurt machinaal en zorgt ervoor dat sterk vergraste heideterreinen goed herstellen: erna kunnen ‘slapende’ zaden van heideplanten weer gaan groeien. Denk dan aan dophei, witte snavelbies en zonnedauw op de vochtige plaatsen en aan struikhei, zandzegge en vroege haver op de droge plekken in het gebied.
Meld je hier aan voor onze nieuwsbrief ‘Wissels’ en ontvang interessante updates over het Grenspark.
Volg ons
© Grenspark Kalmthoutse Heide | Privacy – Disclaimer
Website door Kornuiten.com
Met dank aan (natuur)fotografen Marc Slootmaekers, Fred Severin, Dick van Dop en Rudi Delvaux voor het ter beschikking stellen van hun foto’s.